Ga naar hoofdinhoud

Radiotherapie-oncologie: het beste uit twee werelden

Mirthe Diemel
door Mirthe Diemel

Een specialisme dat bestaat uit intensief patiëntencontact, technische én wetenschappelijke ontwikkelingen: je kunt wel stellen dat de radiotherapie-oncologie een behóórlijk veelzijdig vak is. ‘Maar het is vooral mooi dat je zo betekenisvol kunt zijn.’

Al aan het begin van haar geneeskundestudie wist aios Marloes Duijm (33) dat ze de oncologiekant op wilde. ‘Binnen de oncologie wordt veel onderzoek gedaan en volgen ontwikkelingen elkaar in rap tempo op, dat sprak me enorm aan. Daarbij staat iemands wereld letterlijk op z’n kop als de diagnose kanker is gevallen, het heeft veel impact. Het leek me mooi om mensen daarin te kunnen begeleiden.’ Maar hoe precies, dát was de vraag. Chirurgie was niet haar ding, dus ze leek af te stevenen op interne oncologie. Alleen: ze had óók affiniteit met bètavakken en wilde dat niet zomaar overboord gooien. Uiteindelijk was het haar moeder die Marloes op radiotherapie-oncologie wees. ‘Zij werkt in een ander ziekenhuis op de afdeling oncologie, meer in de onderzoeks-hoek, maar ze kent het specialisme redelijk goed. En als er één specialisme is waar patiëntencontact en techniek samenkomen, dan is het radiotherapie-oncologie – je behandelt immers kankerpatiënten door middel van bestraling. Na mijn derde bachelorjaar besloot ik onderzoek te doen binnen de radiotherapie-oncologie, en ik voelde me er meteen thuis. Toen ik er later ook nog eens mijn keuze-coschap doorliep, bleek het helemaal een schot in de roos.’

Veel tijd voor patiënten
Radiotherapie-oncologie is een vrij onbekend vak, vertelt Marloes. ‘Tijdens mijn geneeskundestudie kwam het wel aan bod, maar vooral als onderdeel van de totale behandeling voor kankerpatiënten – het werd in één adem genoemd met chemotherapie en het operatief verwijderen van een tumor.’ Daardoor kan het lastig zijn om een beeld te vormen van het specialisme, gaat de aios verder. ‘Zo wordt soms gedacht dat we geen enkele patiënt zien, terwijl het patiëntencontact één van de belangrijkste aspecten is in dit vak.’ Sterker nog: Marloes was aangenaam verrast over de hoeveelheid tijd die ze heeft voor haar patiënten. ‘Voor het eerste gesprek staat vaak een halfuur. Naast het bespreken van de klachten heb ik dan ook tijd om mensen te vragen naar hun hobby’s, of ze kinderen hebben, waar ze wonen – daardoor begrijp je beter hoe het thuis met iemand gaat en welke impact een tumor heeft op iemands privéleven.’ 

Elke dag afwisselend
Geen tumor of behandeling is hetzelfde, dus variatie is er volop, vertelt Marloes. ‘Gemiddeld werk je drie dagdelen per week op de polikliniek en zie je nieuwe patiënten, patiënten die in hun bestralingstraject zitten, maar ook mensen die klaar zijn met hun bestralingen in ons ziekenhuis. Een bestraling werkt vaak langer door, waardoor patiënten ook naderhand nog aanvullende klachten kunnen krijgen – bloedverlies tijdens het plassen bijvoorbeeld, omdat de bloedvaatjes in de urinebuis gevoeliger zijn door de bestraling. Darmproblemen als het darmgebied is aangetast. Een drogere mond als er speekselklieren zijn bestraald. Maar denk bijvoorbeeld ook aan littekenweefselklachten na een borstbestraling. Dergelijke aandoeningen kunnen tijdens, maar ook nog jaren na een bestraling optreden. Verder bestaat een deel van je werk uit het maken van bestralingsplannen – je tekent letterlijk op een CT-scan het doelgebied in dat bestraald moet worden.’ 
Daar komt ook de affiniteit met het technische aspect om de hoek kijken, aldus Marloes. ‘Voor zo’n bestralingsplan werk je onder meer samen met laboranten en fysica – zij maken het bestralingsplan, kijken naar de uitvoerbaarheid van het plan en hoe de apparatuur moet worden afgesteld. De radiotherapeut-oncoloog beoordeelt vervolgens of het doelgebied voldoende bestraling krijgt en of andere organen niet teveel worden beschadigd. Hoewel de laborant en fysicus de meeste natuurkundige berekeningen en het verdere achtergrondwerk rondom een bestraling doen, is feeling met het technische aspect wel belangrijk als je voor dit specialisme kiest.’

Over de werk-privébalans is Marloes, zelf moeder van twee jonge kinderen, tevreden. ‘Er zullen ongetwijfeld specialismen beter te combineren zijn, maar in de basis is ons werk goed te plannen. Wel zijn er bereikbaarheidsdiensten in de avond en in het weekend, maar dat is voor spoedgevallen – denk aan iemand bij wie de tumor zodanig op het ruggenmerg drukt dat er een dwarslaesie dreigt. Zo’n patiënt moet dan zo snel mogelijk worden bestraald. De keren dat ik in de nacht ben gebeld, zijn echter op één hand te tellen. Daarbij gaat het in ons ziekenhuis om maximaal acht weken bereikbaarheidsdienst verspreid over een jaar, al verschilt dit per instelling.’

Speciale bestralingen
Een groot pluspunt zijn de vele ontwikkelingen in de radiotherapie-oncologie. Een mooi voorbeeld is de MRI-geleide bestraling, waarbij er tijdens de bestraling continu een MRI-scan wordt gemaakt. ‘Bij bepaalde tumoren kun je dan goed zien hoe ze tijdens zo’n bestraling bewegen, en kun je daarop acteren waardoor je nóg gerichter kunt bestralen. Verder komen we steeds meer te weten over tumorgedragingen – zo reageert een prostaattumor totáál anders dan een tumor in het hersengebied. Het maakt dat we bestralingsschema’s steeds beter op maat kunnen maken en dat er soms ook minder bestralingen nodig zijn. En zo zijn er nog vele andere ontwikkelingen gaande, die in ons vakgebied nauw worden bijgehouden – en het is ook mogelijk om als radioloog-oncoloog zelf onderzoek te doen.’

Goede communicatieskills
Het zal geen verrassing zijn dat communicatie een belangrijke vaardigheid is voor een radiotherapeut-oncoloog, zegt Marloes. ‘Radiotherapie is een multidisciplinair specialisme. We werken met verschillende tumorgroepen, dus het hangt van je eigen kennisgebied af met welke specialist je precies contact hebt. De één spreekt veelvuldig met de uroloog, terwijl de ander zich vooral bezighoudt met gynaecologische of neurologische tumoren. Verder gaat het niet alleen maar om die eerdergenoemde patiëntgesprekken over iemands thuissituatie, je moet soms ook slecht nieuws brengen, bijvoorbeeld omdat een tumor niet is geslonken of zelfs gegroeid is. Of je begeleidt iemand die een palliatieve behandeling krijgt. Dat kan best intens zijn.’

Betekenisvol
Dat is meteen de keerzijde van het specialisme, denkt Marloes. ‘Ik kan me voorstellen dat mensen het een verdrietig vak vinden, al sta ik daar zelf anders in. Het kan zeker heftig zijn, maar ik neem niet elke patiënt mee naar huis – dan zou ik een zwaar leven hebben. Betekent niet dat het me niet ráákt. Zo loop ik nu stage op de afdeling neurologie en begeleid ik een patiënt van mijn leeftijd met een hersentumor, waarvan we hopen dat ze nog een jaar te leven heeft. Ja, dat komt dichtbij. Gelukkig kan ik een zekere afstand bewaren. Anderzijds zie ik ook de mooie kant van het werk, namelijk dat je zelfs in deze fase nog betekenisvol kunt zijn. Omdat je met bestraling bepaalde pijnklachten wegneemt, bijvoorbeeld, of een luisterend oor biedt. Het gáát ergens om. Dat vind ik een fijn idee.’

<kader>
Radiotherapie-oncologie in het kort

  • De opleiding tot radiotherapeut-oncoloog duurt 5 jaar. Onder meer chirurgie, interne geneeskunde en radiologie komen aan bod. Ook volg je een aantal tumorspecifieke stages, waaronder longoncologie, gynaecologische oncologie en hoofd-hals-oncologie.
  • Er zijn 15 opleidingsplekken per jaar.
  • Er zijn 87 aios en 351 radiotherapeut-oncologen lid van de Nederlandse Vereniging voor Radiotherapie en Oncologie.
  • Meer weten? Kijk op www.startalsarts.nl/vervolgopleidingen.

Dit artikel verscheen eerder op Arts in Spe

Dit artikel delen?